Thuis voorlezen met digitale prentenboeken
Veelbelovende interventie voor twee- en driejarigen met taalachterstand
Veelbelovende interventie voor twee- en driejarigen met taalachterstand
Voorlezen geeft een sterke impuls aan de taalontwikkeling van jonge kinderen, maar lang niet alle kinderen worden geregeld voorgelezen. Doel van dit experiment was te testen of digitaal voorlezen barrières weg kan nemen die een belemmering vormen voor voorlezen van papier. Digitale boeken bieden naast gedrukte tekst gesproken tekst, wat voordelen heeft als ouders laaggeletterd zijn en moeite hebben met verklanken of een andere moedertaal hebben waardoor ze het moeilijk vinden om hun kind uit een Nederlands prentenboek voor te lezen. Bovendien zijn in goed-ontworpen digitale boeken verteltechnieken ingebouwd – denk aan inzoomen op onderdelen van illustraties, bewegende onderdelen in illustraties, geluiden of muziek – die kinderen helpen om het verhaal te begrijpen. Ze richten hun aandacht op onderdelen van de illustratie synchroon met de vertelling of stimuleren reflectie op de gebeurtenissen, waarmee digitale technieken hetzelfde effect kunnen hebben als volwassenen die wijzen of uitleg geven.
Alle 28 deelnemende gezinnen kregen een maand papieren boeken en een maand digitale boeken, ongeveer de helft in deze volgorde en de andere helft in omgekeerde volgorde. We vroegen de ouders, die op twee na thuis een andere taal dan Nederlands spraken, te bevorderen dat hun kind liefst dagelijks boeken leest. Drie keer – vlak voor de eerste periode van vier weken, direct na afloop van de eerste periode en na afloop van de tweede periode – maakten de kinderen een aantal opdrachten uit Taal voor Peuters en zijn ouders geïnterviewd over de voorleesfrequentie. Voor de digitale boeken werd tevens automatisch geregistreerd hoe vaak de boeken bezocht werden.
Gemiddeld lezen de kinderen 37 digitale boeken met een gemiddelde lengte van 300 woorden. We berekenden dat dit een toename in taalinput van meer dan 100% is als kinderen alleen Nederlands horen op de peuterspeelzaal en thuis bijna altijd een andere taal. We schatten dat voor de meeste kinderen de taalinput door traditioneel voorlezen een stuk lager ligt. In veel gevallen (38%) lazen ouders niet dagelijks voor maar een paar keer per week twee of drie boeken per keer. Zelfs in het meest optimale scenario blijft de taalinput bij traditioneel voorlezen achter bij de gemiddelde input via digitale boeken. Alleen als ouders daadwerkelijk tenminste één keer per dag twee of meer boeken voorlezen zoals 23% van de ouders zei te doen, overschrijden de papieren boeken de gemiddelde taalinput door digitale boeken.
De woordenschattesten voor en na de interventieperiodes laten geen groei zien in de periode met traditioneel voorlezen, maar wel in de periode dat gezinnen toegang hadden tot digitale boeken. In beide groepen (“papier eerst” of “digitaal eerst”) vinden we dat digitaal stimulerender is dan papier.
Gezinnen met jonge kinderen zouden vrij toegang moeten hebben tot een website met digitale prentenboeken. Digitale boeken worden vaker herlezen waardoor ze de taalinput van contextrijke taal in het Nederlands enorm kunnen vergroten zelfs als kinderen maar een paar keer per week met de digitale prentenboeken aan de slag gaan. Dit geeft een enorme impuls aan hun kennis van de Nederlandse taal.
Het project is onderdeel van het programma ‘Innovatiecentra vve’ van het ministerie van OCW en NRO, waarin vijf interventies werden geselecteerd en onderzocht op hun bijdrage aan verhoging van kwaliteit van voor- en vroegschoolse educatie. Naast dit Dordtse project werden vier andere innovatiecentra onderzocht, in de gemeenten Den Haag, Amsterdam, Leiden en Heerlen.
Bus, A.G. & Anstadt, R. (2020). Thuis voorlezen met digitale prentenboeken. Een veelbelovende interventie voor twee- en driejarigen met een taalachterstand? Amsterdam: Kohnstamm Instituut. Rapport 1058
Contactpersoon: Adriana G. Bus, University of Stavanger
Zie ook
Q&A Adriana Bus, Voice-over leest voor. Didaktief Oktober 2020
Aan dit project was een functionaris verbonden voor onderlinge kennisuitwisseling en kennisverspreiding, Heleen Versteegen van Sardes.
Nadere informatie over het project is te vinden via de website: https://www.sardes.nl/innovaties_in_vve
Veen, A., Haanstra, F., Karssen, M. (2020). Kunstenaars in de groep. Onderzoek naar effecten van kunst in de voorschoolse educatie. Amsterdam: Kohnstamm Instituut. Rapport 1054.
Veen, A. & Bus, J. & Druten, L. van (2020). Innovatiecentra voor- en vroegschoolse educatie. Samenvatting van vijf deelonderzoeken. Amsterdam: Kohnstamm Instituut. Rapport 1064.
Veen, A. & Karssen, M. (2020). 15 uur voorschoolse educatie in Amsterdam. Amsterdam: Kohnstamm Instituut. Rapport 1063.
Druten, L. van, m.m.v. Beurskens, K. & Langen, A. van (2020). Rapportage innovatiecentrum Heerlen ‘Kijken in elkaars keuken’ ten behoeve van samenwerking tussen peuteropvang en basisschool. Nijmegen: KBA.
Druten, L. van, m.m.v. Beurskens, K. & Langen, A. van (2020). Rapportage Innovatiecentrum Leiden Motivatie als motor voor professionalisering. Nijmegen: KBA.
Samenwerkingspartner: KBA Nijmegen
Kohnstamm Instituut doet onderzoek op het gebied van onderwijs, opleiding, opvoeding en jeugdhulp. Wij zijn gespecialiseerd in opdrachtonderzoek en komen voort uit de Universiteit van Amsterdam.