Auteurs
Ledoux , G., Roeleveld, J., Veen, A., Karssen, M., Daalen, M van, Blok, H., Kuiper, E., Dikkers, L., Mulder, L., & G. Driessen (2014).
RAPPORT: 15-3 ISBN: 978-90-5554-480-6
Onderwijsachterstandenbeleid nog steeds nodig
Onderwijsachterstanden van kinderen met laagopgeleide ouders en van ouders van allochtone herkomst zijn een hardnekkig fenomeen in het onderwijs. Al jaren voert de overheid daarom een onderwijsachterstandenbeleid. Werkt dit beleid (nog) zoals bedoeld? En wat vraagt het van leraren basisonderwijs en leidsters in de voorschoolse voorzieningen? Dat onderzochten het Kohnstamm Instituut en het ITS voor een aantal verschillende deelonderwerpen. De uitkomsten zijn nu bij elkaar gezet in een handzame brochure.
De vraag ‘Werkt het beleid nog zoals bedoeld’ is van verschillende kanten bekeken. We belichten er hier vier.
Komen de middelen nog bij de juiste kinderen terecht?
De gewichtenregeling, waarmee voor het basisonderwijs de middelen voor achterstandenbestrijding worden verdeeld (voor leerlingen met laagopgeleide ouders krijgen scholen meer geld), voldoet nog aan de bedoelingen, maar verdient aanvullingen. Er zijn goede argumenten om in deze regeling etnische herkomst weer in de criteria op te nemen en de grens voor een laag ouderlijk opleidingsniveau te verhogen tot het niveau van de startkwalificatie (diploma mbo-niveau 2). Voor de voorschoolse voorzieningen bestaat geen gewichtenregeling, gemeenten mogen daar zelf de doelgroep bepalen. Daardoor bestaat wel het risico dat de oorspronkelijke doelstellingen van het VVE-beleid (achterstanden voorkomen die samenhangen met sociaal milieu) naar de achtergrond worden verdrongen, doordat ook andere doelgroepen in het beleid worden opgenomen.
Of de beschikbare middelen ook altijd voor de juiste kinderen worden ingezet, is niet zeker. Een opvallend, maar niet nieuw onderzoeksresultaat is dat leerkrachten in het basisonderwijs vaak niet weten welke leerlingen doelgroepleerlingen zijn.
Waardoor blijven de autochtone doelgroepleerlingen nog steeds achter?
Anders dan bij de allochtone doelgroepleerlingen, die geleidelijk beter gaan presteren in het basisonderwijs en achterstand inhalen, blijven de prestaties van de autochtone doelgroepleerlingen hardnekkig achter. De oorzaak hiervan ligt in een combinatie van factoren: een taalarme omgeving, gebrek aan ouderlijke hulpbronnen, multi-probleemgezinnen, geringere intellectuele capaciteiten, minder gebruik van VVE, gedrags- en leerproblemen, scholen met ongunstige kenmerken (kleine scholen en scholen met een concentratie van achterstandsleerlingen), lage verwachtingen van leerkrachten, minder betrokkenheid van ouders bij het onderwijs en wonen in regio’s waar de arbeidsmarkt niet om hoge(re) opleidingen vraagt. Er is echter geen sprake van ‘uitgeput talent’. Wel zijn er verschillen tussen stad en platteland waarmee in het beleid (meer) rekening gehouden zou moeten worden. Er bestaan verschillende ideeën over mogelijke oplossingen, maar deze zijn lang niet allemaal evidence-based. Op dit punt is meer onderzoek nodig.
Wordt de wet OKE geïmplementeerd zoals bedoeld?
De invoering van Wet OKE, bedoeld om binnen gemeenten meer samenhang te krijgen in de voorschoolse voorzieningen en de kwaliteit ervan te verhogen, is onderzocht in twaalf gemeenten, kleinere en grotere. De gemeenten blijken hun regierol goed te vervullen en er is in het algemeen een vruchtbare samenwerking tussen de gemeentelijke diensten en de betrokken organisaties voor kinderopvang en peuterspeelzaalwerk. Zorgen zijn er echter over de toekomstige ontwikkelingen, waaronder de dreiging van verdere kortingen op de kinderopvangtoeslag en van toenemende segregatie vanwege het onderscheid tussen werkende en niet-werkende ouders en de daaraan verbonden financiering van de opvang binnen gemeenten.
Is omgaan met diversiteit in de groep een grote opgave?
In het onderzoek is niet alleen gekeken naar de werking van het beleid, maar ook naar de spankracht van leidsters en leerkrachten wat betreft het omgaan met een groep kinderen met diverse onderwijsbehoeften. Enkele uitkomsten hiervan:
Basisonderwijs: Voor de leerprestaties of het sociaal-emotioneel functioneren van leerlingen in het basisonderwijs maakt het niet of nauwelijks iets uit of hun klas homogeen of heterogeen is samengesteld. De gelijktijdige aanwezigheid van verschillende doelgroepen in de klas is niet bedreigend voor de onderwijsopbrengsten.
VVE: Leidsters in voorschoolse voorzieningen achten zich goed in staat om kinderen met een achterstandsindicatie van een goed aanbod te voorzien. Dat geldt niet voor kinderen met een specifieke zorgbehoefte. Op dit punt vinden leidsters dat ze onvoldoende zijn opgeleid en dat ze beschikken over onvoldoende tijd en middelen. Om ook deze kinderen de nodige stimulans te kunnen geven, vinden zij ondersteuning noodzakelijk van interne en externe professionals.
Over het onderzoek
Het onderzoeksprogramma ‘Thema’s uit het onderwijsachterstandenbeleid onderzocht’ werd gefinancierd door het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO) binnen het beleidsgericht onderwijsonderzoek.
Meer informatie:
Contactpersoon: Guuske Ledoux
Samenwerkingspartner: ITS
deel deze pagina
Onderzoeken en publicaties
Partners en samenwerkingen
Kohnstamm Instituut
Kohnstamm Instituut doet onderzoek op het gebied van onderwijs, opleiding, opvoeding en jeugdhulp. Wij zijn gespecialiseerd in opdrachtonderzoek en komen voort uit de Universiteit van Amsterdam.