IMAGE (IMpact of Activities in Gifted Education)-deelstudie ‘leerlingenonderzoek’
Tussenrapportage over de eerste meting
Tussenrapportage over de eerste meting
De Graaf, D., Prins, H., Conijn, J., Stronkhorst, E., Gubbels, J., In ’t Zandt, M., Hornstra, L., & Van Weerdenburg, M. (2023)
RAPPORT: 23-17 ISBN: 90-5220-363-8
Dit leerlingenonderzoek is onderdeel van het IMAGE-onderzoek (IMpact of Activities in Gifted Education). IMAGE onderzoekt de impact van onderwijsaanpassingen voor begaafde leerlingen. Binnen de deelstudie van het leerlingenonderzoek wordt gekeken naar het aanbod van onderwijsaanpassingen en de vormgeving hiervan in het primair en voortgezet onderwijs, door middel van twee metingen bij dezelfde leerlingen (in 2022 en 2024). Deze eerste tussenrapportage blikt terug op de eerste meting. Het onderzoek is mogelijk gemaakt met subsidie van het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO).
Aan de eerste meting van de deelstudie hebben 152 basisscholen en 38 middelbare scholen deelgenomen. De onderwijsaanpassingen zijn in kaart gebracht via vragenlijsten voor leerkrachten en coördinatoren van het onderwijsaanbod voor begaafde leerlingen. Daarnaast hebben ruim 3.000 leerlingen in groep 6 van het po en bijna 8.000 leerlingen in klas 1 tot en met 4 in het vo een vragenlijst ingevuld en verschillende opdrachten gemaakt. Met de opdrachten is het vermogen tot logisch redeneren en het creatief vermogen van de leerlingen in kaart gebracht. Met de vragenlijsten zijn verschillende sociaal-emotionele en affectieve variabelen gemeten, zoals de uitdaging die leerlingen op school ervaren, hun motivatie voor school en hoe ze een specifieke onderwijsaanpassingen (zoals een plusklas) ervaren.
Primair onderwijs
Bijna alle deelnemende basisscholen bieden tenminste één onderwijsaanpassing voor begaafde leerlingen aan. Bijna alle basisscholen bieden bijvoorbeeld een vorm van differentiatie aan. Driekwart van de scholen heeft een schoolgebonden en/of bovenschoolse plusklas. De scholen noemen veel verschillende selectiecriteria voor deelname van leerlingen aan de schoolgebonden en bovenschoolse plusklassen. De belangrijkste criteria zijn hierbij de behoefte aan cognitieve uitdaging, vermoedelijk onderpresteren, behoefte aan omgang met gelijkgestemden, hoge scores op de vaardigheidstoetsen en intelligentie. Leerlingen die deelnemen aan een plusklas geven over het algemeen aan dat zij tevreden zijn en meer uitdaging ervaren.
De kans op deelname aan een plusklas hangt, zoals verwacht, samen met het vermogen van de leerling tot logisch redeneren, creativiteit en de behoefte aan cognitieve uitdaging. Met betrekking tot de achtergrondkenmerken bleken meisjes bij een gelijke score op de logisch-redeneren taak en de creativiteitstaak een lagere kans op deelname te hebben dan jongens. Dit verschil wordt echter deels verklaard door verschillen tussen jongens en meisjes in hun scores op de sociaal-emotionele en affectieve variabelen. Jongens geven bijvoorbeeld vaker aan weinig uitdaging te ervaren in de reguliere lessen dan meisjes, en minder ervaren uitdaging hangt samen met een hogere kans op plusklasdeelname. Eén van de mogelijke verklaringen is dus dat jongens sneller dan meisjes te weinig uitdaging ervaren en daarom vaker worden geselecteerd voor een plusklas. Verder hangt het opleidingsniveau van de moeder samen met de kans op deelname. Bij gelijke scores op de logisch-redeneren taak, de creativiteitstaak en de affectieve schalen (zoals motivatie, ervaren uitdaging) blijken leerlingen met een hoogopgeleide moeder een hogere kans te hebben op deelname aan de plusklas dan leerlingen met een laagopgeleide moeder.
Voortgezet onderwijs
Het merendeel van de scholen in het voortgezet onderwijs biedt tenminste vier verschillende onderwijsaanpassingen voor begaafde leerlingen. Hierbij komen verrijkende activiteiten buiten de reguliere lessen het vaakst voor (zoals een plusklas, masterclass/workshop, onderzoeksproject of een vak volgen in het hoger onderwijs). Ongeveer één op de drie scholen biedt een plusklas of plusprogramma aan. De scholen hanteren veel verschillende selectiecriteria voor deelname aan de plusklassen of plusprogramma’s. De belangrijkste selectiecriteria zijn de behoefte aan cognitieve uitdaging en de behoefte aan contact met gelijkgestemden.
Leerlingen die deelnemen aan verrijkende activiteiten buiten de reguliere les zijn over het algemeen gematigd tevreden over deze activiteiten. Er zijn nauwelijks verschillen in de tevredenheid over verschillende projecten. In tegenstelling tot de resultaten in het primair onderwijs heeft de score op de logisch-redeneren taak en de creativiteitstaak geen effect op de kans op deelname aan extra activiteiten buiten de reguliere les. De houding van de leerlingen, zoals hun motivatie en behoefte aan cognitieve uitdaging, is meer doorslaggevend. Het opleidingsniveau van de vader heeft ook een effect op de kans op deelname aan extra activiteiten buiten de les. Bij gelijke scores op de logisch-redeneren taak, de creativiteitstaak en de affectieve schalen (zoals motivatie, ervaren uitdaging) blijken leerlingen met een hoogopgeleide vader een hogere kans op deelname te hebben dan leerlingen met een laagopgeleide vader.
De Graaf, D., Prins, H., Conijn, J., Stronkhorst, E., Gubbels, J., In ’t Zandt, M., Hornstra, L., & Van Weerdenburg, M. (2023). IMAGE-deelstudie leerlingenonderzoek. Tussenrapportage over eerste meting. SEO Economisch Onderzoek.
Contactpersonen:
Judith Conijn
Esther Stronkhorst
Zie ook:
IMAGE-deelstudie naar samenwerking rondom (hoog)begaafdheid
Samenwerkingspartners:
Radboud Universiteit Nijmegen
SEO Economisch Onderzoek
Universiteit van Utrecht
Expertisecentrum Nederlands
Kohnstamm Instituut doet onderzoek op het gebied van onderwijs, opleiding, opvoeding en jeugdhulp. Wij zijn gespecialiseerd in opdrachtonderzoek en komen voort uit de Universiteit van Amsterdam.